Het Amerikaanse Hooggerechtshof zal op 1 december argumenten horen over een baanbrekende zaak die de manier zou kunnen veranderen waarop internetproviders (ISP’s) omgaan met inbreuk op het auteursrecht op hun netwerken. De kernvraag: moeten ISP’s financieel aansprakelijk worden gesteld – en mogelijk gedwongen worden de internettoegang af te sluiten – voor het illegaal downloaden van auteursrechtelijk beschermde muziek door hun klanten?
De zaak tegen Cox Communications
Het dispuut komt voort uit een juryoordeel uit 2019 waarin Cox Communications werd opgedragen een schadevergoeding van 1 miljard dollar te betalen aan grote platenlabels omdat ze er niet in waren geslaagd muziekpiraterij op hun netwerk te voorkomen. Een hof van beroep vernietigde later de schadevergoeding, wat ertoe leidde dat Cox een verzoekschrift indiende bij het Hooggerechtshof. Platenmaatschappijen stellen dat Cox verantwoordelijk moet zijn voor het niet actief controleren op illegale downloads, ook al heeft Cox deze niet direct gefaciliteerd.
Dit standpunt berust op het idee dat ISP’s de toegang kunnen en moeten identificeren en beëindigen voor gebruikers die herhaaldelijk de auteursrechtwetgeving overtreden. De industrie suggereert automatische ontkoppeling van IP-adressen die zijn gemarkeerd voor piraterij als een haalbare oplossing.
De mogelijke gevolgen
De gevolgen zijn aanzienlijk. Als het Hooggerechtshof de kant van de platenlabels kiest, zou het een precedent kunnen scheppen waardoor houders van auteursrechten strengere handhavingsmaatregelen van ISP’s kunnen eisen. Dit roept zorgen op over valse positieven en de mogelijkheid dat onschuldige gebruikers de internettoegang verliezen door de acties van anderen.
Cox stelt dat een dergelijk beleid buitensporig hard is. Het bedrijf haalt het voorbeeld aan van een ziekenhuis of bedrijf dat de connectiviteit verliest vanwege de illegale activiteit van een enkele gebruiker. Ook al is dit onwaarschijnlijk, dit illustreert het punt bondig.
Brede steun voor het standpunt van Cox
Cox heeft met name steun gekregen van onwaarschijnlijke bondgenoten: het ministerie van Justitie, de American Civil Liberties Union (ACLU) en grote technologiebedrijven als Google. Dit suggereert dat de zaak bredere implicaties heeft voor digitale rechten en een eerlijk proces online. De ACLU en andere groepen vrezen dat al te agressieve handhaving zou kunnen leiden tot wijdverbreide censuur en beperkingen op de internettoegang.
De beslissing van het Hooggerechtshof zal waarschijnlijk de komende jaren een wettelijke norm stellen en de balans bepalen tussen auteursrechtbescherming, consumentenrechten en de verantwoordelijkheden van ISP’s. De zaak benadrukt een groeiende spanning tussen de handhaving van intellectueel eigendom en het fundamentele recht op internettoegang in het digitale tijdperk.
De uitspraak van de rechtbank zal bepalen of ISP’s wettelijk verplicht zijn om op te treden als auteursrechtpolitie, of dat een dergelijke handhaving te extreem is en het risico inhoudt dat legitieme gebruikers oneerlijk worden gestraft.
